De tamarinde is een bladverliezende boom en kan tot 10 meter hoog worden.
Met heel herkenbare bladeren en peulen die gevuld zijn met pulp. Bij oosterse tamarindes zitten er 6 - 12 pitten in een peul, de
West-Indische hebben kortere peulen met 3 - 4 pitten.
De mild zuur smakende pulp van de tamarindepeulen wordt in de oosterse keuken vaak gebruikt om vlees mee in te wrijven omdat het dan malser wordt.
(Vergelijkbaar met de Europese gewoonte om een scheutje azijn of citroensap toe te voegen aan stoofvlees).
Tamarinde wordt ook gedroogd en vermalen tot tamarindepoeder, grotendeels voor (industrieel) gebruik in kerrie, andere kruidenmengsels en chutney.
Vruchtvlees met pitten van de tamarinde is (soms geperst in blokvorm) in toko's te
vinden onder de naam asem of asempitten. Ook is er geconcentreerde tamarindepasta / asempasta (samengeperst vruchtvlees zonder pitten
|